Woede

Dit artikel van Piet Hurkmans verscheen in juli 2018 als column in het themanummer van Pioniers Magazine over Zelfsturing en Authenticiteit.

Lees meer

Woede

Het zonovergoten terras van het Utrechtse binnenstadhotel vult zich met luchtig
geklede lunchgasten. Een wonderschone woensdag in juni, zomervreugde op de gezichten van de terrasbezoekers. Ik zip aan mijn verse gember-muntthee en raak met mijn gesprekspartner aan de praat over woede, een onderwerp dat ons allebei mateloos blijkt te intrigeren. Zij vertelt mij dat ze toevallig een paar dagen eerder ook al tegen het onderwerp aanliep bij een boekpresentatie. Daar werd een video getoond met een meisje van een jaar of 3 dat heel boos is op haar vader. Je kent ze wel, van die YouTube filmpjes waar kinderen iets doen waar wij als volwassenen dan om schateren. Dit is ook zo’n filmpje. Alles is roze aan het meisje, haar jurkje, haar loopfietsje, haar schoentjes. Ze heeft zich half van haar filmende vader afgewend en roept tegen hem ‘Ik ben zó boos en ik ga alléén naar de speeltuin, en níet met jou!’ ‘Echt niet’, zegt de vader, ‘Ik ga ook mee.’ ‘Nee’, zegt ze ‘jij gaat níet mee, jij gaat wég.’ Vader zegt ‘je mag niet alleen.’ Meisje, heel gedecideerd, ‘Nou, wél. Ik ga wél alleen. Doei!’ En in hoog tempo gaat ze ervandoor.

Ik schiet in de lach als ik het filmpje zie en vraag me af waarom ik dat nu leuk vind en vertederd ben bij zoveel eigenheid. Tegelijkertijd vraag ik me af hoe ik zou reageren als een volwassene dit zou doen, en uiteraard ook of ik mijn eigen boosheid nog wel zo puur laat zien.

Boosheid of woede is misschien van alle menselijke basisemoties wel de grootste taboe-emotie, degene die het minst getoond mag worden. Wat gebeurt er eigenlijk als we ouder worden met dat oorspronkelijke boos zijn, wat we nu nog zo schattig vinden bij dat 3-jarige meisje? Waar in ons leven stoppen we met onze woede zo zuiver te uiten? Hoe komt het eigenlijk dat we daarmee stoppen? Waar blijft die onbevangen boosheid of woede? Verdwijnt deze emotie? Ik dacht het niet. Hij gaat zich vermommen in allerlei gedaantes, die we niet altijd meer als woede herkennen. Hoe zou het zijn als we ons meer zouden ontdoen van die camouflages en woede weer als het ware in ere herstellen, als een emotie die er gewoon mag zijn, waar we met compassie, met empathie naar kunnen kijken? Wat voor effect zou dat hebben op onze levens, onze relaties, onze cultuur?

Woede wordt vaak neergezet als een negatieve emotie. Iets dat niet geuit mag worden. Vroeg in onze jeugd leren we al dat woede “slecht” is door ouders, onderwijzers, gezagsdragers. We beginnen onze woede in te houden. Dat wil niet zeggen dat hij er niet is. Hij verstopt zich, stapelt zich op of manifesteert zich in sarcasme, frustratie, manipulatie, irritatie, agressie . Door woede lang weg te duwen kan hij exploderen en een verwoestende uitwerking hebben, op onze omgeving, op onszelf.

De boeddhistische monnik en bestsellerauteur Thich Nhat Hanh schrijft in zijn boek ‘Woede’:

Als iemand iets zegt of doet waardoor je boos wordt, lijd je. Dan neig je ernaar iets terug te doen wat bij de ander lijden veroorzaakt, in de hoop dat je eigen pijn hierdoor minder wordt. We denken: ‘Ik wil je straffen, ik wil je laten lijden. En als ik zie dat jij erg lijdt, zal ik me beter voelen.’ Velen van ons zijn geneigd om in dit soort kinderlijke praktijken te geloven. Maar als je een ander leed bezorgt, is het feitelijk zo dat diegene zal proberen om jou pijn te bezorgen om zo zijn eigen lijden te verzachten. Jullie hebben allebei behoefte aan mededogen en hulp. Geen van jullie beiden hoeft gestraft te worden.

De schrijver bepleit dat je goed voor je woede zorgt. Alsof je huis in brand staat. Dan ga je het blussen in plaats van achter de brandstichter aanrennen. De meesten van ons doen dat niet. Ik ook niet, natuurlijk.

Ik ben 5 jaar oud en ga voor het eerst vissen met mijn vader, met mijn eigen hengel. Ik vang mijn eerste paling, een joekel in mijn herinnering. Mijn vader bergt mijn trotse vangst op in een leefnet met afsluitbare klep, zodat de paling in het water in leven blijft. Het is tijd om naar huis te gaan. Mijn vader haalt het leefnet op, paling verdwenen. Mijn vader had de klep niet dichtgedaan. Ik heb geen levend bewijs meer van mijn trofee en barst in tranen uit. Maar wat het pas echt erg maakt is dat hij mij thuis tegenover de hele aanwezige verjaardagsvisite belachelijk maakt, omdat ik had gehuild om de verdwijning van mijn vis. Hij vertelde er niet bij dat hij per ongeluk de klep niet had dichtgedaan.

De grote, slimme, sterke vader was van zijn voetstuk gevallen en hij maakte mij notabene belachelijk. Ik ben lang – en niet alleen daarom – woedend op hem geweest. Kort voor zijn dood vertelde ik dit hem. Hij kon zich niets van het voorval herinneren. Ik had jarenlang ‘de brandstichter’ willen straffen en had mijn eigen brandende huis niet geblust. Onwetend, geen idee dat het ook een mogelijkheid was.

Als we kijken wat er op dit moment gebeurt in de wereld, dan is er veel boosheid. Dat is vermoedelijk van alle tijden. We hebben nu internet, dat die boosheid ook in een razend tempo over de wereld verspreidt, waar anderen weer op reageren. De (onderdrukte) boosheid lijkt haast epidemisch. Wereldleiders zijn boos op elkaar. Amerikanen zijn boos op hun president. De woede van andere Amerikanen heeft hem juist in het zadel geholpen. Social media geven mensen een uitlaatklep voor hun opgestapelde woede. Dat maakt anderen weer boos. Wat moeten we met zoveel jarenlange onderdrukte woede? Ik geloof dat het uiten van dit soort woede nooit de oplossing is voor het probleem dat die woede veroorzaakt.

Misschien is het gegeven dat we onze woede niet mochten uiten als kind wel een van de belangrijkste oorzaken dat we nu niet weten wat we ermee moeten. Dat we niet meer weten hoe we ons brandende huis kunnen blussen, omdat we iets of iemand willen straffen voor het aansteken van de brand.

Als we naar het 3-jarig meisje op haar fiets kijken, dan is woede in zijn authentieke vorm juist een kracht en niet een ‘slechte’ emotie die niet getoond mag worden. Het is haar vuur, waarmee ze duidelijk maakt wat haar niet bevalt en welke vrijheid zij wil. Woede is sowieso niet ‘goed’ of ‘slecht’. Het is een energie die ons in beweging zet om aan te geven wat we willen, waar onze grenzen zijn. Laten we het met elkaar over onze eigen woede hebben, zodat er ruimte komt voor erkenning. Zodat we empathie kunnen ervaren voor elkaar, in plaats van woede in te zetten om de ander te straffen.

Woede is ook de motor van mijn missie om beweging te brengen, beweging die leidt tot heling, tot liefde, tot compassie. Ik hou van beweging, van vrijheid, van mensen. Ik zou niet zonder woede kunnen.

Dit artikel van Piet Hurkmans verscheen in juli 2018 als column in het themanummer van Pioniers Magazine over Zelfsturing en Authenticiteit.